Gewoon mensen

Jan Degraeuwe
Vrijdag na de vierde zondag van Pasen

Wij zijn ook maar gewoon mensen
Hand, 14,8-28

Er was in Lystra een man die geen kracht in zijn voeten had en moest blijven zitten. Hij was van zijn geboorte af lam en had nooit kunnen lopen. Terwijl die man naar Paulus’ toespraak luisterde, keek deze hem onderzoekend aan en zag dat hij het geloof bezat om gered te worden. Daarom sprak hij met stemverheffing: “Ga op uw voeten staan, recht op!” De man sprong op en liep rond. 

Toen de mensen zagen wat Paulus gedaan had, begonnen ze te schreeuwen en riepen in het Lykaonisch: “De goden zijn in mensengedaante tot ons neergedaald.” Barnabas noemden ze Zeus, en Paulus, omdat hij de woordvoerder was, Hermes. De priester van de tempel Zeus-buiten-de-stad bracht bekranste stieren naar de poorten en wilde samen met het volk een offer gaan opdragen. Toen de apostelen Barnabas en Paulus dit vernamen, scheurden ze hun kleren en stortten zich tussen het volk, luid roepend: “Mannen, wat gaat ge nu beginnen? Ook wij zijn mensen, juist als gij. Wij brengen u de Blijde Boodschap dat gij u af moet keren van deze waardeloze goden en u wenden tot de levende God, die de hemel en de aarde gemaakt heeft en de zee en alles wat daarin is. In voorbije tijden liet Hij alle volken hun gang gaan, maar Hij heeft niet nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door het schenken van weldaden: vanuit de hemel schonk Hij u immers zegen en vruchtbare jaargetijden en verblijdde u met overvloed van voedsel.” Maar zelfs deze woorden konden het volk er maar nauwelijks van weerhouden hun een offer op te dragen. Er kwamen echter Joden van Antiochië en Ikonium die het volk ompraatten. Daarom stenigden zij Paulus en sleepten hem buiten de stad in de mening dat hij dood was. Maar toen de leerlingen om hem heen waren gaan staan richtte hij zich op en ging weer de stad binnen. De volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe. Nadat zij in die stad het Evangelie hadden verkondigd en vele leerlingen hadden gewonnen, keerden zij naar Lystra, Ikonium en Antiochië terug. Daar bevestigden zij de leerlingen in hun goede gesteldheid, spoorden hen aan in het geloof te volharden en zeiden dat wij door vele kwellingen het Rijk Gods moeten binnengaan. In elke gemeente stelden zij na gebed en vasten oudsten voor hen aan en vertrouwden hen toe aan de Heer, in wie zij nu geloofden. Zij reisden door Pisidië naar Pamfylië, predikten het woord in Perge en bereikten Attalia. Daar gingen ze scheep naar Antiochië, vanwaar zij, aan Gods genade aanbevolen, waren uitgegaan naar het werk dat zij volbracht hadden. Na hun aankomst riepen zij de gemeente bijeen en vertelden alles wat God met hun medewerking tot stand had gebracht en hoe Hij voor de heidenen de poort van het geloof had geopend. Geruime tijd brachten ze daar bij de leerlingen door.

 

0
Shares